
Misschien wel de meestgebruikte functie in Excel: ALS. Met de ALS functie kun je Excel laten controleren of iets waar of onwaar is. Vervolgens kun je voor beide uitkomsten aangeven wat Excel ermee moet doen. Hierboven wordt op basis van het cijfer aangegeven of de leerling een voldoende of onvoldoende heeft.
Voorbeeld ALS functie
In het voorbeeld wordt gekeken naar het cijfer in kolom B. Als deze waarde groter is dan 5,4 dan resulteert dit in “Voldoende”. Anders in “Onvoldoende”.
=ALS(B2>5,4;"Voldoende";"Onvoldoende")
Uitleg formule
De ALS functie bevat drie argumenten:
- logische-test (verplichte waarde. Dit is datgene dat je wilt testen)
- waarde als waar (optioneel)
- waarde als onwaar (optioneel)
=ALS(logische-test; waarde als waar; [waarde als onwaar])
Logische-test
Het eerste gedeelte van de ALS functie, de logische test, is een formule die je laat testen door Excel. In ons voorbeeld: B2>5,4.
Aangezien cel B2 in het voorbeeld de waarde 2 bevat, is dit onwaar. Twee is immers kleiner dan 5,4.
Waarde als waar
Als de logische test waar is, dan geeft Excel de cel waar de ALS functie instaat, de waarde mee die je invoert onder “waarde is waar”. Dit kan een getal zijn, een tekst zijn, maar het kan ook een nieuwe formule zijn! In het bovenstaande voorbeeld wordt “Voldoende” gebruikt.
Waarde als onwaar
De waarde voor onwaar is de waarde die getoond wordt op het moment dat je logische test niet waar is. Je kunt hier, net als bij “waar” kiezen uit formules, tekst of cijfers. Als je deze niet invoert, en de waarde is onwaar, dan krijg je als resultaat in je cel “ONWAAR” te zien.
Volg onze Excel Basiscursus
Zou jij de basis van Excel wel wat beter onder de knie willen krijgen? Volg dan onze Basiscursus! De cursus in volledig in het Nederlands en we hebben deze zelf gemaakt. Daarnaast bevat de cursus leuke én praktische opdrachten. Ook kun je persoonlijke begeleiding van Bas krijgen als je hulp nodig hebt.